Er zat een aapje op een stokje
Er zat een aapje op een stokje
Achter moeders keukendeur
Hij had een gaatje in zijn rokje
En daar stak zijn staartje deur
Er zat een ringetje om zijn vingertje
En dat ringetje dat was van goud
En toen dachten alle mensen
Dat dat aapje was getrouwd.